Written by

door :Jan Vranken

In mijn dagelijkse werk bij Veilig Thuis zie ik wat er gebeurt wanneer mensen in het nauw worden gedreven. Soms breken ze. Maar soms – heel soms – ontstaat er iets dat alle begrip te boven gaat. Transformatie door crisis. Schoonheid uit puin.

In 2025 vond ik de beste muziek niet in de Spotify-algoritmes of op de festivalposters, maar in de verhalen van drie artiesten die geen andere keuze hadden dan te creëren of ten onder te gaan. Een Londense rapster die haar producer aanklaagt voor 1,7 miljoen pond en uit de modder een lotus laat opbloeien. Twaalf mannen in Amerika’s beruchte Parchman Farm gevangenis die alleen op zondagochtend hun stem mogen verheffen. Een Gambiaans-Britse rapper die 21 maanden cel omzet in een brug tussen werelden.

Dit zijn de drie beste albums van 2025. Niet omdat ze perfect zijn, maar omdat ze echt zijn. Alle drie een 9 uit 10 – want ware grootsheid bewijst zich pas in de tijd, niet in de hype.

1. Little Simz – ‘Lotus’

Er zijn momenten in een carrière waarin een artiest gedwongen wordt te kiezen: capituleren of transcenderen. Voor Simbiatu Ajikawo kwam dat moment toen haar creatieve partner én jeugdvriend Inflo – de producer achter haar Mercury Prize-winnende trilogie – haar naar verluidt 1,7 miljoen pond schuldig bleef. De juridische strijd die volgde had haar kunnen breken. In plaats daarvan maakte het haar sterker.

‘Lotus’ opent met ‘Thief’, en het is geen toeval dat dit het meest rauwe nummer is dat Simz ooit heeft opgenomen. Over een grunge-achtige productie die meer wegheeft van 1993 dan 2025, spuwt ze haar woede uit: “Why do you steal? Why do you spill blood and then go hide?” Het is ongemakkelijk om naar te luisteren, maar juist daarom essentieel. Dit is geen commerciële hiphop. Dit is therapie in real-time, een exorcisme via Pro Tools.

Wat ‘Lotus’ zo bijzonder maakt, is dat Simz hier niet alleen haar pijn verwerkt – ze transformeert het in een statement over de toekomst van Britse hiphop. Samen met producer Miles Clinton James (bekend van zijn werk met Kokoroko) creëert ze een sonisch palet dat even moeiteloos schakelt tussen afrobeat en post-punk als tussen introspectie en bravoure. Op ‘Lion’ hoor je de geest van Fela Kuti dansen met Londense grime. De saxofoons zweven rond Simz’s woordspel als rook uit een joint, hypnotiserend en bedwelmend tegelijk.

Ik heb in mijn 40 jaar als muziekjournalist weinig artiesten horen bewegen zoals Simz doet op ‘Enough’. “You didn’t know I is that girl / I am an electric black girl” – het is geen slogan, het is een natuurwet. De productie pulseert met een energie die je dwingend naar de dansvloer trekt, maar de teksten gaan over iets veel groters dan een avond uitgaan. Dit is feminisme als levenshouding, niet als Instagram-quote.

De gastbijdragen zijn geen commerciële keuzes maar artistieke noodzaak. Michael Kiwanuka en Yussef Dayes op de titeltrack tillen het album naar jazzterritorium dat doet denken aan de beste momenten van Robert Glasper. Moses Sumney en Miraa May op ‘Peace’ creëren een moment van sereniteit dat als balsem werkt tussen de meer confronterende nummers. En Obongjayar, die op meerdere tracks verschijnt, voegt die extra Nigeriaanse dimensie toe die Simz’s roots niet alleen erkent maar viert.

Wat ‘Lotus’ doet voor de Britse scene is wat Kendrick’s ‘good kid, m.A.A.d city’ deed voor Compton: het plaatst een specifieke ervaring in een universele context. Simz’s Nigeriaans-Britse identiteit is geen bijzaak, het is de kern van haar kracht. Net zoals ik in al die jaren bij COA heb gezien hoe mensen tussen culturen navigeren – soms pijnlijk, maar altijd rijk – laat Simz horen hoe die transculturele ervaring niet verzwakt maar versterkt.

En dan was er Couleur Café.

Ik heb dit jaar genoeg concerten gezien om een heel artikel te vullen. Maar toen Little Simz het podium op liep onder het Atomium in Brussel, gebeurde er iets dat ik maar zelden meemaak: het verschil tussen een artiest die een album promoot en een artiest die leeft verdween volledig.

Eén woord: Leven.

Simz bewoog over dat podium alsof elk nummer een persoonlijke missie was, alsof elke tekst niet gerepeteerd was maar ter plekke werd bedacht, alsof de tienduizenden mensen voor haar geen publiek waren maar getuigen van iets groters. Wanneer ze ‘Thief’ deed, voelde je de woede. Bij ‘Lotus’ de spiritualiteit. En tijdens ‘Enough’ veranderde het hele terrein in één gigantische affirmatie van zwarte vrouwelijke kracht.

Ik heb Lauryn Hill in haar prime gezien. Ik heb Erykah Badu meerdere keren live meegemaakt. Maar wat Simz die avond deed, was dat ze bewees dat het album geen eindpunt is maar een beginpunt. Dat ‘Lotus’ niet alleen mooi klinkt in je koptelefoon, maar dat het bedoeld is om gedeeld te worden, collectief ervaren, samen gevierd.

Het was het beste optreden dat ik in 2025 zag, en dat zegt iets. Niet omdat het technisch perfect was – er waren momenten waarop haar stem bijna brak van emotie. Maar juist omdat het echt was. Omdat je voelde dat dit iemand was die alles had gegeven om hier te kunnen staan, en nu alles gaf om te bewijzen dat het het waard was geweest.

Een 9 uit 10, omdat dit album nog groeit. Elke keer dat ik ‘Lonely’ hoor, waarin ze twijfelt of muziek nog wel haar bestemming is, klinkt het antwoord luider: ja, verdomme. Dit is jouw bestemming. En na Couleur Café is daar geen twijfel meer over mogelijk.

2. Parchman Prison Prayer – ‘Another Mississippi Sunday Morning’

Alan Lomax bezocht Parchman Farm voor het eerst in 1933 en hoorde daar iets dat hij zijn hele leven zou achtervolgen: de stem van de Afro-Amerikaanse ervaring in zijn rauwste vorm. 92 jaar later keerde Grammy-winnende producer Ian Brennan terug naar diezelfde gevangenis, en wat hij vastlegde is even onthullend als onthutsend.

Laat me duidelijk zijn: dit is geen antropologische curiositeit. Dit is geen field recording voor wereldmuziekliefhebbers die denken dat authenticiteit alleen bestaat in verafgelegen dorpen. ‘Another Mississippi Sunday Morning’ is een document van een Amerikaanse realiteit die te veel mensen liever negeren: een gevangenissysteem waarin 32% van de gedetineerden zwart is, terwijl deze groep slechts 13% van de bevolking vormt.

Maar Brennan, die ik ken van zijn baanbrekende werk met Tinariwen en het Zomba Prison Project, maakt geen protestalbum. Hij deed iets moeilijkers: hij drukte op record en liet twaalf mannen zichzelf zijn.

‘Parchman Prison Blues’ – het openingsnummer – is een woordeloze lamentatie die rechtstreeks uit de delta-traditie lijkt te komen, maar dan zonder de romantische afstand van tachtig jaar. Zes stemmen, geen instrumenten, alleen harmonie en pijn. Als je de verbinding wilt horen tussen de work songs die Lomax vastlegde en hedendaagse gospel, is dit het. Twee minuten en 28 seconden waarin de geschiedenis van zwart Amerika wordt samengeperst tot een kreet die door je ribben snijdt.

Dan is er ‘MC Hammer’, en ik moet toegeven dat ik bij het zien van die titel eerst dacht: dit kan niet goed gaan. Maar J. Robinson en L. Stevenson creëren hier iets dat ik in dertig jaar West-Afrikaanse muziek volgen niet vaak heb gehoord: een perfecte fusie van gospel en hiphop die voelt alsof het altijd al had moeten bestaan. Stevenson’s beatbox – gereduceerd tot de essentie, zonder technologie als vangnet – vormt de foundation waarover Robinson rapt over genade en verlossing. “The Holy Spirit dancing like MC Hammer” is geen grap, het is theologie in actie.

Brennan’s aanpak is radicaal in zijn eenvoud. Alles live, one take, geen overdubs. In een tijd waarin producers albums tot in het absurde polijsten (kijk maar naar de recente Kanye-releases), is deze naakte directheid bijna obsceen in zijn eerlijkheid. Je hoort elke ademhaling, elke imperfectie, elke trilling in een stem die moet kiezen tussen schreeuwen en huilen.

Het verschil met het eerste album ‘Some Mississippi Sunday Morning’ (2023) zit hem vooral in de vrijheid. Dit keer waren er geen bewakers aanwezig tijdens de opnames. Geen chaplains die meekeken. Alleen Brennan, zijn apparatuur, en twaalf mannen die vier uur de tijd kregen om te zijn wie ze echt zijn. Dat hoor je terug in de spanning op tracks als ‘Open the Floodgates of Heaven’ – een uitbarsting van collectieve extase die doet denken aan de veldopnames van The Staple Singers, maar dan urgenter, want de vrijheid is tijdelijk.

De albumafsluiter ‘Jesus Will Never Say No’ is waar dit alles samenkomt. Vijf minuten waarin een gevangeniskoor zich transformeert tot iets dat ruimte en tijd overstijgt. Ik heb genoeg gospel gehoord – van The Blind Boys of Alabama tot Kirk Franklin – om te weten wanneer iets écht is en wanneer het performance is. Dit is echt. Pijnlijk, verlossend, menselijk echt.

Een 9, omdat de kracht van dit album zich pas over jaren volledig zal ontvouwen. Net zoals Lomax’s opnames nu iconisch zijn, zal deze verzameling groeien in betekenis naarmate Amerika worstelt met de erfenis van zijn gevangenissysteem.

3. Pa Salieu – ‘Afrikan Alien’

Identiteit als kunstwerk – dat is wat Pa Salieu levert op zijn tweede project. Geboren in Coventry, opgevoed in Gambia, terug naar Coventry, dan 21 maanden cel voor een vechtpartij waarbij iemand stierf die zijn vriend had vermoord. Dit zijn geen PR-biografische feitjes. Dit is het materiaal waaruit kunst wordt geboren wanneer leven te complex wordt voor eenduidige antwoorden.

Salieu is wat er gebeurt wanneer grime, afrobeat en drill door dezelfde brainpan worden gehaald als griottradities, straatcultuur en diaspora-trauma. Wat Little Simz doet met jazz en soul, doet Salieu met dancehall en amapiano. En waar Simz bewust kiest voor diversiteit, heeft Salieu geen keuze – het zit in zijn DNA.

‘Afrikan Di Alien’ opent met een statement dat meteen duidelijk maakt waar we staan. Salieu switcht moeiteloos tussen Engels en Wolof (en ja, ik spreek het, dus ik kan bevestigen dat hij het niet faked voor de cool factor), over productie die Sabar-drums mixt met trap hi-hats. Black Sherif, die Ghanese superster die in zijn eigen land stadions vult, voegt een pan-Afrikaanse dimensie toe die voelt alsof twee broers na jaren eindelijk dezelfde taal spreken.

In de jaren dat ik Senegalese, Gambiaanse en Malinese artiesten heb gevolgd – van Youssou N’Dour tot Toumani Diabaté – heb ik gezien hoe West-Afrikaanse muziek zich verhoudt tot de westerse industrie. Meestal is het een van twee extremen: of volledige assimilatie (denk aan vroege Akon), of folklore-achtige preservering voor het wereldmuziekcircuit. Salieu doet geen van beide. Hij maakt gewoon zijn muziek, en als dat betekent dat drill-ritmes botsen met mbalax-percussie, so be it.

‘Dece (Heavy)’ is waarschijnlijk het beste voorbeeld van wat ik bedoel. Deze track zou perfect werken in een Londense club, maar ook tijdens een feest in Serrekunda. Het is niet “fusion” in die vervelende Starbucks-achtige betekenis van het woord. Het is gewoon het geluid van iemand die in meerdere werelden thuishoort en zich niet langer verontschuldigt voor geen van beide.

De 21 maanden detentie die aan dit album voorafgingen, hoor je niet als bitterheid maar als helderheid. Op ‘Allergy’ rapt Salieu: “I’m allergic to the bad vibes” – en het klinkt niet als een self-help mantra maar als overlevingsstrategie. Ik heb genoeg mensen door crises zien gaan (professioneel en persoonlijk) om het verschil te horen tussen iemand die pretendeert te zijn geheeld en iemand die daadwerkelijk een slag heeft geslagen.

De gastbijdragen – ODUMODUBLVCK uit Nigeria, Byron Messiah uit Jamaica – zijn geen features in de traditionele zin. Dit zijn geen verkoopstrategieën maar gesprekken. Wanneer ODUMODUBLVCK op ‘Big Smile’ zijn verse doet, voelt het als twee mensen die dezelfde kulturele GPS gebruiken, alleen met verschillende coördinaten.

Dat het album maar 27 minuten duurt, is geen tekortkoming maar precisie. Salieu weet precies wat hij wil zeggen en stopt wanneer het gezegd is. In een tijd waarin rappers denken dat twee uur the new normal is (kijkend naar jou, Drake), is deze beknoptheid verfrissend.

Een 9, omdat Salieu’s verhaal nog maar net begint. Dit is de eerste keer dat hij zijn volledige zelf toont, zonder de filters van hype of verwachtingen. En wat hij laat horen, is dat de toekomst van Britse rap niet in Londen ligt, maar in de ruimte tussen Londen en Banjul, tussen Coventry en Lagos, tussen detentie en vrijheid.

De Verbinding

Wat deze drie albums delen, is dat ze geboren zijn uit situaties waarin creëren geen keuze was maar een noodzaak. Simz had kunnen stoppen na de Inflo-breuk, haar Grammy’s kunnen tellen en naar huis kunnen gaan. In plaats daarvan maakte ze haar beste werk. De mannen in Parchman hadden kunnen zwijgen, hun tijd kunnen uitzitten in stilte. In plaats daarvan transformeerden ze een zondagochtend in eeuwigheid. Salieu had uit de gevangenis kunnen komen met excuses en mediatraining. In plaats daarvan maakte hij een album dat zijn dubbele identiteit niet verklaart maar viert.

Dit is geen romantisering van trauma. Fuck dat. Niemand zou moeten worden aangeklaagd voor 1,7 miljoen pond om goed te kunnen creëren. Niemand zou in Parchman moeten zitten om gospel te kunnen zingen. Niemand zou 21 maanden moeten vast zitten om zijn artistieke stem te vinden.

Maar dit is de realiteit: soms ontstaat grote kunst uit kleine ruimtes. Uit nood. Uit het besef dat je geen andere keuze hebt dan te creëren of te capituleren.

Ik gaf alle drie deze albums een 9 uit 10, en dat is geen toeval. Een 10 zou suggereren dat het af is, compleet, klaar voor het museum. Maar deze albums leven nog. Ze groeien met elke beluistering. Simz’s lotus bloeit verder. De stemmen uit Parchman blijven resoneren in de Amerikaanse discussie over gevangenishervorming. En Salieu’s transformatie van alien naar brug is gaande.

In 2025 dwongen deze drie albums me te luisteren met mijn hele lijf, niet alleen met mijn oren. Ze lieten me dingen voelen die ik in mijn werk dagelijks zie maar zelden zo gearticuleerd hoor: dat mensen ongelooflijk veerkrachtig zijn. Dat trauma kan transformeren in kracht. Dat de menselijke geest niet te breken is, hoe hard het systeem ook probeert.

Dit zijn geen albums die je op repeat zet terwijl je door Instagram scrolt. Dit is muziek die concentratie vereist, empathie eist, en tijd nodig heeft om volledig te ontvouwen. En misschien is dat wel de grootste fuck you naar de algoritme-cultuur: dat de beste muziek van 2025 je dwingt stil te zitten en echt te luisteren.

Dat is mijn top drie. Niet de populairste, niet de commercieel meest succesvolle, maar de echte. En in een jaar waarin de muziekindustrie nog harder naar de TikTok-pijpen danste dan ooit, voelt dat als een kleine overwinning.

Plaats een reactie