Door: Jan Vranken

Het notitieboekje ligt op tafel tussen de oliebollenkruimels en de lege champagnefles. Een jaarlijks ritueel, dit: het doorbladeren van oude voornemens. 2015: “Meer sporten, minder wijn.” 2018: “Dit jaar écht beginnen aan dat boek.” 2021: “Gewicht verliezen, meer mediteren.” En nu, eind 2025, op de drempel van mijn zestigste jaar, staat er: “Als naturist gaan leven. Het boek schrijven. Derde album opnemen. Catalogus online zetten. Meer seks.”
Montaigne schreef dat filosoferen leren sterven is. Ik denk dat hij het mis had. Filosoferen is leren leven met de wetenschap dat je aan het sterven bent. En die wetenschap maakt je niet voorzichtiger – ze maakt je roekeloos.
De Paradox van de Escalatie
Er is iets wonderlijks aan het ouder worden: je voornemens worden niet bescheidener, ze worden desperater. Alsof er een omgekeerd evenredig verband bestaat tussen resterende jaren en grootte van ambities. Op je dertigste wil je een marathon lopen; op je zestigste wil je naakt door het leven gaan.
David Bowie was 69 toen hij Blackstar opnam, wetend dat het zijn laatste zou zijn. Geen veilig afscheidscadeau, geen greatest hits in een nieuw jasje, maar zijn meest experimentele, meest ongemakkelijke plaat. “Look up here, I’m in heaven,” zong hij, terwijl hij naar zijn eigen graf keek. Dat is wat de eindstreep doet: ze maakt je meedogenloos eerlijk.
Mijn eigen lijstje is minder poëtisch, maar niet minder urgent.
Het Onbedekte Lichaam
“Ik wil nu echt als naturist gaan leven,” staat er. Niet: “vaker naar het naturistenstrand.” Niet: “misschien eens een naturistencamping proberen.” Nee: leven als naturist. Het woord “echt” verraadt de wanhoop. Hoeveel jaren heb ik al niet geschreven over de bevrijding van het lichaam, over het afleggen van schaamte, over naaktheid als natuurlijke staat? En hoeveel jaren heb ik mezelf vervolgens braaf aangekleed voor de maatschappij?
Diogenes liep rond in een ton en masturbeerde op de markt. Toen Plato hem definieerde als “een onbevederde tweevoeter,” bracht Diogenes de volgende dag een geplukte kip mee. De oude cynicus wist: je kunt niet half opstandig zijn. Je kunt niet een beetje naakt zijn.
Het bizarre is: hoe ouder mijn lichaam wordt, hoe sterker de drang het te tonen. Niet uit exhibitionisme, maar uit verzet. Tegen de onzichtbaarheid van de oudere mens. Tegen de verwachting dat je je terugtrekt, kleiner wordt, minder ruimte inneemt. Het zestigjarige lijf in de zon is een statement: ik ben er nog. En ik schaam me niet.
Maar daarvoor moet je dus wel die kleren uittrekken. In 2026. Echt.
Het Ongeschreven Boek
“Dat boek moet echt geschreven worden in 2026.”
Veertig jaar schrijfervaring. Interviews met muzikanten, artikelen over Orchestra Baobab, een blog over West-Afrikaanse griot-tradities. Maar het boek dat op de plank ligt te wachten gaat niet over muziek. Het gaat over angst.
De eerste opzet ligt klaar. Een thriller. Jeugdzorg. De actualiteit heeft me de afgelopen jaren meer dan genoeg inspiratie gegeven – te veel, eigenlijk. Elke krant die ik opensla, elke zaak die voorbijkomt, elke huisbezoek waar ik te laat kom of juist te vroeg. Het verschil tussen een kind redden en een kind verliezen is soms één telefoontje, één verkeerde inschatting, één bureaucratisch foutje.
Stephen King zei ooit dat horror niet gaat over monsters, maar over wat we het meest vrezen. En wat is enger dan een systeem dat bedoeld is om te beschermen, maar faalt? Een medewerker die de signalen ziet maar niet gelooft. Een manager die draait op targets in plaats van op gevaar. Een kind dat tussen de protocollen door glipt.
Ik weet dingen die ik niet in een rapportage kan schrijven. Ik heb dingen gezien die niet in een dossier passen. 25 jaar COA – Angola, Kenia, Irak, Libanon, Guinee – en nu Veilig Thuis. Ik weet hoe dun de grens is tussen hulpverlener en medeplichtige. Hoe makkelijk je de verkeerde deur dichttrekt. Hoe luid een stilte kan schreeuwen.
Thomas Harris schreef The Silence of the Lambs niet omdat hij psychopaat was, maar omdat hij begreep dat het echte monster niet Hannibal Lecter is – het is de bureaucratie die Buffalo Bill laat ontsnappen. Het is Clarice Starling die te laat arriveert.
Mijn thriller heeft geen kannibaal. Die heeft het niet nodig. De monsters zijn echt. Ze zitten in gezinnen, in systemen, in wachtlijsten. En de held – als je die al een held kunt noemen – is een jeugdzorgmedewerker die te veel weet en te weinig kan.
- Het moet af. Niet omdat ik denk dat het een bestseller wordt. Maar omdat iemand dit verhaal moet vertellen, en ik ben er geweest. Ik heb de dossiers gelezen. Ik heb de stiltes gehoord.
En misschien, heel misschien, maakt één goed geschreven thriller meer los dan duizend beleidsnota’s.
De Vergeten Muziek
“Dat derde album moet worden opgenomen en de oude catalogus moet online komen.”
Drie demo’s liggen klaar. Meer jazz dan de vorige twee albums. Nog vager. Nog onbegrijpelijker. Eigenwijsheid is my middle name.
Ik kan het mezelf al horen uitleggen aan potentiële medespelers: “Het begint met een 7/8 maat, gaat dan over in vrije improvisatie, en de tekst is half Wolof, half Nederlands, over de griot-traditie maar dan als urban myth.” En dan die blik. Die blik van: “Ah. Interessant. Ik bel je nog wel.”
Miles Davis maakte op zijn vijftigste Bitches Brew – een album waar niemand om had gevraagd, dat niemand begreep, en dat jazz voorgoed veranderde. Hij gaf geen fuck om commercie, om radio-airplay, om wat zijn oude fans wilden. “Don’t play what’s there,” zei hij tegen zijn muzikanten, “play what’s not there.”
Mijn demo’s spelen wat er niet is. En ik zoek iemand die daar echt aan mee wil doen. Niet iemand die zegt: “Gaaf, man” en dan verdwijnt. Niet iemand die het “interessant” vindt. Iemand die begrijpt dat vaag en onbegrijpelijk niet per ongeluk gebeurt, maar een keuze is.
Gouldman, Burgess, Scherpenzeel – ik heb met grootheden mogen werken. Dat staat op mijn cv. Maar dit album, dit eigenzinnige jazzding dat te progressief is voor de progfans en te rock voor de jazzliefhebbers, dat is van mij. Zonder concessies. Zonder “misschien iets toegankelijker maken?”
En die oude catalogus die offline staat – daar zit spijt. Perfectie is de vijand van gedaan. Ik haalde het weg omdat het niet goed genoeg was. Nu weet ik: het was precies goed genoeg. Het was waar.
Frank Zappa zei: “Without deviation from the norm, progress is not possible.” Mijn afwijking van de norm is niet rebels, het is onvermijdelijk. Ik kan niet anders meer dan eigenwijze muziek maken.
Dus 2026: die demo’s worden opnames. Met of zonder medespelers. De catalogus komt online. En als niemand het begrijpt, dan is dat ook goed. Onbegrijpelijkheid is tenminste oprecht.
Het Hongerig Lichaam
“En natuurlijk meer seks.”
Daar staat het, tussen het boek en de muziek. Nuchter. Urgent. Een zestiger die hongert.
We doen alsof seksualiteit afneemt met leeftijd, alsof het verlangen netjes wegebt met de laatste testosterondruppel. Maar wat als het omgekeerde waar is? Wat als verlangen juist toeneemt, niet ondanks maar vanwege de naderende afloop?
Anaïs Nin schreef op haar vijftigste nog steeds erotische verhalen vol honger. “We don’t see things as they are,” schreef ze, “we see them as we are.” En zij was iemand die verlangde tot het einde.
“Maar ja, daarvoor moet je met meer zijn,” staat erbij. Die nuchtere toevoeging verraadt alles. Marthe en ik, 25 jaar samen, de vertrouwdheid die troost geeft maar ook grenzen stelt. Het verlangen naar meer – niet als vervanging, maar als toevoeging. Polyamoreus denken in een monogaam leven.
Ook hier: de moed ontbreekt nog. Of de wanhoop is nog niet groot genoeg.
De Synthese: Wanhoop als Motor
Camus schreef over de absurde mens, die de betekenisloosheid van het bestaan onder ogen ziet en toch kiest voor het leven. “Il faut imaginer Sisyphe heureux” – we moeten ons Sisyphus gelukkig voorstellen, die eindeloos zijn steen omhoog rolt.
Maar misschien vergiste Camus zich. Misschien is het niet de acceptatie van de absurditeit die ons gelukkig maakt, maar de rebellie ertegen. Het weigeren om bescheiden te worden, om je verlangens te temperen, om je aan te passen aan wat ‘hoort’ bij je leeftijd.
Pete Townshend zong “Hope I die before I get old” toen hij 20 was. Nu is hij bijna 80 en speelt hij nog steeds. Hij stierf niet. Hij werd oud. En hij rockt nog steeds. Dat is de werkelijke punk: niet jong doodgaan, maar oud blijven verlangen.
Mijn wanhoopslijstje is geen falen. Het is bewijs dat ik nog leef. Elk jaar dat de voornemens groter worden, desperater, onmogelijker – dat is een overwinning. Ik ben 59 en ik word niet wijzer, ik word meedogenlozer. Niet tegen anderen, maar tegen mezelf. Tegen de versie van mij die zich tevreden zou kunnen stellen.
De Belofte
Geen lijstje dit keer. Een eed.
Herman Brood zei het al: “Beter opbranden dan uitdoven.” Hij meende het letterlijk – en sprong uiteindelijk van het Hilton. Ik bedoel het anders. Ik wil niet dood, ik wil levend. Maar het principe klopt: liever te veel gewild dan te weinig gedurfd.
In 2026 trek ik mijn kleren uit en houd ze uit. Ik schrijf die thriller, ook al is het eng, ook al herkennen mensen zichzelf erin. Ik zet die catalogus online, ook al is de productie achterhaald. Ik neem dat derde album op, ook al begrijpt niemand die 7/8 maten met Wolof-teksten. En ja, ik zoek naar meer – meer intimiteit, meer lijfelijkheid, meer verlangen – want een zestiger die niet meer hongert is al dood.
Niet omdat ik denk dat 2026 het jaar wordt waarin alles lukt. Maar omdat wanhoop een privilege is. Omdat alleen wie nog tijd denkt te hebben, kan uitstellen.
Opbranden, niet uitdoven. De eindstreep komt eraan. Dus ik ren – naakt, schrijvend, musicerend, verlangende. Met alle vlammen die ik nog heb.
Geschreven op 31 december 2025, met trillende vingers en een half glas champagne.
Plaats een reactie